Wiegeliedje

Ik spreid mijn harde stroozak uit,

mijn ruwe, grauwe laken;

de zon staart in de vensterruit

met purperroode kaken...

Het is nog lang niet laat genoeg

voor 't slapen is het veel te vroeg,

om 't beddeken te maken?...

Zat ik maar thuis nu: vriend en kind,

omringd van Moeke en Paatje,

gezellig, knus en welgezind,

wij hielden nog een praatje!...

Helaas!... Hier is 't een doodenveld,

men hoort het vallen van een speld

't is nacht hier al in 't straatje!

Goddank, ik denk maar: "Nog drie keer

zal ik mijn bedje hier stellen.

Daarna ken ik geen wachten meer,

ik wil naar huis toe snellen."

En is 't dan duister, of is 't klaar,

mij geeft het niets, ik zeg 't voorwaar:

ik zal z' hier laten bellen.

'k Zal vaak, met Moeke aan mijn zij,

een wandeltochtje maken.

In 't hofken hier dan komen wij

een avondluchtje smaken.

Dan denk ik aan dees droeven tijd

en zucht: "Goddank! Ik ben bevrijd!..."

Die droom, die voel ik naken.


Gent, 19 mei 1942