Inleiding bij de teksten

Introduction aux textes


Zelfportret van Léon Janssens, uit Gevangenisdagboek
Zelfportret van Léon Janssens, uit Gevangenisdagboek

De teksten van Léon Janssens zijn ons overgekomen als manuscripten, soms getypte documenten, op allerhande soorten recuperatiepapieren.

Het 'Journal de Campagne' (Militair dagboek) is geschreven (in het Frans) tijdens de 18-daagse veldtocht en is strikt opgesteld in militaire taal. Hier spreekt en schrijft de officier, commandant Léon Janssens.

Zijn directe tegenhanger is het 'Oorlogsdagboek - Bange uren' dat hij vanaf de eerste dag van de oorlog tot aan zijn terugkeer naar Gent, einde augustus 1940 bijgehouden heeft. Deze tekst is veel persoonlijker. Léon Janssens laat daar zijn gevoelens lopen en we vinden de man achter de commandant. Het document geeft een goed beeld van de ontreddering van het Belgische leger, zowel bij de soldaten en onderofficieren, als bij de officieren. Het gebrek aan instructies, aan een echte legerleiding vallen sterk op. De kleinmenselijke verhalen komen hierin voor. Hij heeft het over soldaten die willen terugkeren naar huis en daarvoor tot stelen toe gebracht worden; over ouders die vanuit Gent alles inzetten om hun kinderen terug te komen halen in Zuid-Frankrijk; officieren die hun taak niet meer vervullen en zorgen dat ze zo snel mogelijk weer thuis zijn, enz. Het schrijnende verhaal van naar Gent teruggekeerde soldaten die dan in Gent, om hun positie en attitude te verantwoorden, beginnen te roddelen over braspartijen en vakantieoorden in Zuid-Frankrijk of de zoektocht van vader Léon naar zijn twee naar Zuid-Frankrijk gevluchte zonen blijven bij het lezen plakken op de ziel.

In april en mei 1942 wordt Léon Janssens door de Duitsers veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf. Hij tenslotte 'maar' een 8-tal weken in de Nieuwe Wandeling worden opgesloten. Tijdens die gevangenisperiode schrijft hij enerzijds een 'Gevangenisdagboekje' dat nog bewaard is als een klein schriftje met daarbij enkele tekeningen; anderzijds redigeert hij een hele reeks gedichten, die hij onder de gemeenschappelijke naam 'Kluizenissen' brengt. Het woord kluizenissen bestaat niet in het Nederlands, maar is een soort verbastering/contaminatie tussen 'muizenissen' en 'kluis'. Het gevangenisdagboekje is niet altijd volledig leesbaar; bepaalde passage worden dus weggelaten.

Na zijn periode in de gevangenis moet Léon Janssens onderduiken. Dat doet hij o.a. in het Sint-Vincentiushospitaal in Gent. Vanuit het venster van zijn schuilplaats (in de afdeling geriatrie) schrijft hij kleine prozatekstjes die hij gebundeld heeft in 'Kiekjes vanuit mijn venster', die meestal in 1943 zijn geschreven.

Tenslotte zijn er nog enkele teksten gebundeld in 'Zuur en Zoetjes'. Sommige zijn gedateerd, andere niet; in ieder geval is hiervan de samenhang niet gekend.

De laatste twee teksten (Retour de Blumenthal en O Zoete Zaligmaker) zijn tijdens de gevangenschap in Duitsland geschreven. Het is niet duidelijk hoe die twee gedichten tenslotte in Gent zijn geraakt, maar de laatste is slechts enkele dagen voor het drama van de Cap Arcona opgesteld.

We hebben geprobeerd de tekst zo nauw mogelijk te volgen. Hier en daar was de oude schrijfwijze van het Nederlands zo oubollig dat aanpassingen wel noodzakelijk waren. Inhoudelijk is niets weggelaten.

De teksten van Léon Janssens zijn o.i. bijzonder interessant, omdat ze enerzijds een zeer persoonlijke, soms intieme kijk geven op een koppel en een familie in de oorlog en omdat er anderzijds pareltjes zijn die Gent in oorlogstijd beschrijven en situeren.


Autoportret de Léon Janssens, du journal de prison
Autoportret de Léon Janssens, du journal de prison

Les textes de Léon Janssens nous sont parvenus comme quelques manuscrits, parfois typographiés, sur toutes sortes de papiers de récupération.

Le 'Journal de Campagne' est tenu (en Français) pendant la campagne des 18 jours, en mai 1940 et est écrit dans une langue strictement militaire. C'est l'officier qui parle et écrit, le commandant Janssens.

Son pendant direct est le 'Oorlogsdagboek-Bange uren' (Journal de guerre - Heures d'inquiétude) qu'il tient dès le premier jour de guerre et tiendra jusqu'à son retour à Gand, fin du mois d'août 1940. Ce texte est bien plus personnel et intime. Léon Janssens y laisse vaguer ses sentiments et émotions et nous montre l'homme derrière l'officier. Le document nous révèle une image assez précise du désarroi de l'armée belge, tant chez les soldats que chez les sous-officiers et officiers de troupe. Le manque d'instructions, le manque d'un réel commandement central est frappant. On y trouve toutes les petites histoires humaines: les soldats qui veulent rentrer à la maison et sont prêts à voler pour cela; les parents qui depuis Gand mettent tout en oeuvre pour aller rechercher leurs enfants dans le sud de la France, les officiers qui ne remplissent plus leurs devoirs d'officier et s'arrangent pour rentrer le plus vite possible en Belgique, abandonnant la troupe ... On dénote aussi l'histoire mesquine de soldats qui reviennent à Gand et qui, pour justifier leur retour avancé racontent des histoires de parties de plaisir et de vacances dans le sud de la France. Léon décrit aussi la recherche de ses deux fils qui avaient suivi l'armée belge dans le sud de la France et qu'il retrouvera après des péripéties qui sont autant de coups au coeur.

En 1942, Léon Janssens est condamné par les Allemands à 6 mois de prison. Il n'en fera finalement 'que' 8 semaines dans la prison de la Nieuwe Wandeling à Gand. Pendant cette période d'emprisonnement, Léon écrit d'une part un 'Gevangenisdagboekje' (journal de prison) qui est conservé dans une petit carnet manuscrit avec quelques dessins assez naïfs. Il compose alors également, presque quotidiennement, des poèmes qu'il place sous un nom commun 'Kluizenissen' (Emprisonnements - En fait, le mot n'existe pas en Néerlandais mais est inspiré de 'muizenissen' qui veut dire méditations noires, abatardi avec le mot 'kluis', qui veut dire prison). Certains passages du journal de prison sont malheureusement illisibles. Ils sont mentionnés dans le texte.

Après sa période en prison, Léon Janssens doit plonger. Il ira se cacher à l'hopital Saint-Vincent, à Gand, dans la section gériatrie. De sa fenêtre, Léon observe ce qui se passe sur la place devant l'hopital et compose des petits textes en prose qu'il a regroupés sous le nom de 'Kiekjes vanuit mijn venster' (Coups d'oeil par ma fenêtre); ces textes ont été écrits en 1943.

Enfin, nous possédons quelques textes regroupés sous le titre de 'Zuur en Zoetjes' (Amertume et douceurs). Certains de ces textes sont datés, d'autres pas. De plus, il semblerait que la collection soit incomplète.

Les deux derniers textes (Retour de Blumenthal et O Zoete Zaligmaker) ont été écrits lors du passage de Léon dans le camp de Neuengamme/Blumenthal. Nous ne savons pas comment ces deux écrits sont revenus à Gand, mais on peut penser qu'ils ont été raménés par des prisonniers qui ont survécu le drame de la baie de Lubeck. Le dernier texte date de fin mars 1945, quelques jours à peine avant la mort de Léon.

Nous avons tenté d'être le plus fidèle possible au texte original. Quelques erreurs d'orthographe ont été corrigées, mais nous avons conservé l'orthographe ancienne en vigeur à cette époque, pour autant qu'elle reste encore lisible aujourd'hui.

Les textes de Léon Janssens sont d'un grand intérêt, croyons-nous, parce qu'ils nous donnent une image très personelle, voire intme de la vie d'un couple et d'une famille pendant la guerre et parce qu'ils nous esquissent une image de la vie quotidienne à Gand pendant l'occupation allemande.