Léon Janssens 1894-1945

Léon Janssens, 1929, par/door Achille De Maertelaere-Bentos
Léon Janssens, 1929, par/door Achille De Maertelaere-Bentos

Ik herinner mij nog altijd de beroemde verhalen over mijn grootvader, toen ik kind was. Grootmoeder 'Marraineke' woonde toen nog op Malem, en als wij daar naar school stapten, zorgden we ervoor dat we van haar een paar Chocotoff's kregen. Die snoepen zijn mij bijgebleven als de madeleine van Proust. Haar broer 'Nonkel Achilles' woonde in, en hij was een beruchte, soms ietwat afschrikkende oude man, met een grote witte baard, die iedere avond slurpend zijn karnemelk dronk.  Zijn baard en snor werden zeer regelmatig en met veel zorg, met een krultang, onderhouden. Toch vonden wij allemaal, de vele kleinkinderen, het er leuk en gezellig.

Léon Jansses, posthuum portret door Achilles De Maertelaere-Bentos - Portret posthume de Léon Janssens, par Achilles De Maertelaere-Bentos
Léon Jansses, posthuum portret door Achilles De Maertelaere-Bentos - Portret posthume de Léon Janssens, par Achilles De Maertelaere-Bentos

J'ai toujours gardé en mémoire les histoires que l'on me racontait à propos de mon grand-père. J'étais un enfant, ma grand-mère 'Marraineke' vivait à l'époque à Malem, et en allant à l'école, nous passions sous la terrasse de son appartement et nous nous arrangions pour recevoir un Chocotoff. Ces bonbons sont devenus pour moi comme la madeleine de Proust. Le frère de Marraineke, 'Nonkel Achilles' habitait avec elle: c'était  un vieil homme, un peu bourru, qui pouvait parfois nous faire peur, mais bonhomme. Avec sa grand barbe blanche, à la Léopold II, il sirotait tous les soirs sa tasse de lait battu et soignait sa barbe et sa moustache avec application.

Enkele jaren later, in 1966, toen wij naar Warneton verhuisden, ging Marraineke mee. Meer dan genoeg mogelijkheden om van tijd tot tijd over 'Bompa' te spreken, om meer informatie te vragen over de man die op de schilderij in haar huiskamer met een strenge blik en in militair uniform stond te prijken. Wij hoorden van zijn 'Franse colères', wij wisten dat hij Cyrano de Bergerac en l'Aiglon  helemaal van buiten kende, dat hij een minzaam en verdraagzaam man was, die zielsveel van zijn familie hield, maar op een bepaald moment de keuze voor zijn vaderland maakte en het met zijn leven betaalde.

Er was duidelijk een dubbel facet aan het leven van onze grootmoeder, ooms en tantes. Wij waren gelukkig, blij bij Marraineke te kunnen gaan en voelden ons deel van een grote, gelukkige familie. Toch voelden we dat dit niet alles was. Die grootvader Leon die wij niet gekend hebben, die oom André die zo jong gestorven was, dat waren figuren die duidelijk ook in de geest van de familie doorschemerden. Het verdwijnen van deze twee familieleden had duidelijk iedereen voor altijd gemerkt; wij beseften dat wel, maar zagen uiteraard niet in hoe dit zich allemaal had afgespeeld.

De oorlog, het verzet, onze Bompa en onze Nonkel, dat waren sepiabeelden uit een heel ver verleden, en toch was het zo aanwezig. Wij wisten er wel één en ander van, maar eigenlijk niet veel.

Toen ik jaren later de manuscripten van Leon voor ogen kreeg, werd deze wereld reëler. De eerste zinnen van zijn oorlogsdagboek pakten mij zo sterk, dat het moeilijk was verder te lezen. Toch moest ik wel verder lezen; ik wou meer weten over de man, de huisvader, de verzetsstrijder, over die jonge man die van de gevolgen van de kampen stierf.

Quelques années plus tard, en 1966, Marraineke nous a accompagnés, lorsque nous avons déménagé à Warneton. Plus qu'assez de temps pour ici ou là parler de ce grand-père, quérir plus de renseignements sur l'homme représenté sur ce tableau, qui nous regardait avec son air sévère, en uniforme. On nous parlait de ses 'Franse colères'; on nous racontait qu'il adorait la langue française et pouvait réciter entre autres tout Cyrano de Bergerac et tout l'Aiglon d'Edmond Rostand. On nous disait que c'était un homme aimable, qui adorait sa famille, mais qui à un moment de sa vie a fait le choix de se battre pour sa patrie et a payé cet engagement de sa vie.

Il y avait cependant deux côtés dans la vie de notre grand-mère et de nos oncles et tantes. Nous étions jeunes, insouciants et heureux de passer dire bonjour à Marraineke, nous nous sentions faire partie d'une grande famille heureuse. Mais ce n'était qu'un aspect. Il y avait ce grand-père que nous n'avons pas connu, pas plus que ce frère, notre oncle André, qui était mort si jeune: deux personnages qui de toute évidence marquaient cette famille, cette fratrie. La disparition prématurée de ces deux membres de la famille transparaissait dans l'histoire familiale. Nous nous en rendions un peu compte, mais ne comprenions pas toute la portée de ce ce qui c'était passé.

La guerre, la résistance, notre grand-père et notre oncle, ..., des images couleur sépia d'un lointain passé, mais si présentes. Nous n'en savions pas vraiment beaucoup. Lorsque des années plus tard je reçus en garde les manuscrits de Léon  et me mis à les lire, ce monde prit de la consistance. Les premières phrases par exemple de son journal de guerre privé étaient tellement prenantes qu'il m'était difficile de continuer à lire. Mais il fallait continuer, il me fallait en savoir plus sur ces deux personnages, sur ce grand-père militaire et résistant, sur cet oncle mort dans les camps nazis.