Van Gent naar Neuengamme en Lubeck

De eerste jaren

Leon Jacques Raymond Janssens is geboren in Gent op 16 november 1894, als zoon van Ferdinand Polydore Janssens (° Gent, 7 mei 1872) en Jeanne Françoise Van Laecke (° Gent, 19 juli 1873). Zijn vader is schrijnwerker, zijn moeder vlaswerkster. Ze wonen met de hele familie, grootouders, ooms en tantes, op de Achterleie, in een groot huis. Hij is eigenlijk enig kind; zijn zuster Yvonne sterft al na enkele maanden.

De familie verhuist in 1909, Leon is inmiddels 13 jaar oud, naar de buurt van de Sint-Salvatorskerk (nu Heilig Kerststraat), waar vader Ferdinand onderkoster wordt in de 'Katholieke Kring' van de parochie van het Heilig Kerst. Hij blijft echter ook schrijnwerker. Moeder Jeanne wordt gerante van het café van de Kring en onderhoudt de nabijgelegen school.

Léon Janssens als kind (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens als kind (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens als communicant (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens als communicant (© coll. J. Bourgeois)

Studies

Leon Janssens volgt de lagere school in het Sint-Joris-instituut en de middelbare school op het Sint-Amandus-instituut in Gent. Zijn studies verlopen normaal, zonder enig probleem. In 1913 wordt hij benoemd als onderwijzer van het zevende leerjaar. Wanneer hij het diploma van regent Frans behaald zou hebben, is niet duidelijk. Van dan af, tot het begin van de oorlog, geeft Leon les in het Sint-Joris-instituut.

De eerste wereldoorlog

Kort na het uitbreken van de eerste wereldoorlog, op 24 september 1914, laat Leon Janssens zich als vrijwilliger in het Belgisch Leger inlijven, in het 2de Linieregiment (stamnummer 18918). Vanaf oktober vertoeft de 2de Linie aan de IJzer, "vanaf kilometerpaal 4 tot kilometerpaal 10, in de bocht van Tervaete, met als bruggehoofd Schoorbakke en als voorpost Schoore" (Guldenboek der Vuurkaart, Brussel, 1934-1935, p. 5; R. Lyr, Nos héros morts pour la patrie, Bruxelles, 1923, II, pp. 7-8, zie ook 2e en 22 Linie)Hij verdient er zijn zeven frontstrepen (Brevet nr. 558521) en bevordert gestadig. Op 18 oktober 1914 wordt hij korporaal, op 5 december sergeant, en op 13 september 1915 adjudant. Op 11 augustus 1916 wordt hij "officier auxiliaire d'infanterie" of onderluitenant. Tegen het einde van de oorlog is Leon luitenant (26 juni 1918).

Op 28 september 1918 wordt hij bij Jonkershove gewond, echter zonder erge gevolgen. Vermoedelijk gebeurde dit tijdens de verovering van de stelling van Klercken of van het bos van Houthulst. Gekwetst wordt hij naar Noord-Frankrijk gebracht om er verzorgd te worden.

Voor zijn militaire verdiensten krijgt hij een ere-vermelding op 20 maart 1919; deze luidt als volgt:

  • "Officier énergique, très dévoué, d'une très grande bravoure au feu, qui s'est acquitté vaillamment de ses devoirs pendant ses 41 mois de présence au front; a été blessé le 28 septembre 1918 à Jonkershove à la cuisse droite par balle de mitrailleuse en se portant à l'assaut des positions ennemies."
Leon Janssens zal na de oorlog nog tal van medailles krijgen: hij was onder andere ridder van de Orde van Leopold en officier van de Kroonorde.

Samen met de Belgische bezettingstroepen gaat hij na de oorlog naar Duitsland, waar hij enige tijd verblijft. Tijdens zijn militaire dienst trouwt hij.

Het huwelijk en de familie

Op 2 augustus 1919 trouwt Leon Janssens met Sylvie De Maertelaere, zijn nicht. Omwille van de nauwe verwantschap tussen beide, is een speciale toestemming van de Kerk noodzakelijk. Hun moeders, Françoise en Pélagie Van Laecke, zijn namelijk halfzusters, dochters van Petrus Van Laecke.

Sylvie Françoise De Maertelaere is de dochter van Charles Louis De Maertelaere en van Pelagie Van Laecke. Ze is geboren in Gent, op 6 mei 1892, als laatste kind van de familie († Comines-Warneton, 1 december 1989). Vader werkt in een weverij, moeder blijft thuis en maakt soep voor de arbeiders. De familie De Maertelaere woont eerst in Meerhem, later in de Rietstraat. Sylvie volgt de lagere school in Meerhem en wordt giletnaaister; haar opleiding als naaister heeft ze gehad bij haar kozijn Achiel Van Laecke. Ze werkt dan voor een kleermakerszaak in de Zonnestraat, en verdient tot 18 fr. per week, wat meer is dan haar vader.

Ze heeft vier broers, waarvan drie in leven blijven: Polydoor (1881-1935), Achilles (1882-1964, Ernest (1886-?) en Sylvain (1890-1890). Onder hen Achilles, die als vrijgezel en kunstenaar door het leven gaat en later in de familie van Leon zal inwonen. Ook na de oorlog, tot aan zijn dood in de jaren '60, is Achilles bij zijn zus blijven inwonen.

Achilles De Maertelaere is beter bekend onder zijn kunstenaarsnaam, Achilles (ook Achiel) Bentos, en als de schilder van het spandoek "De Klok slaat vijf uur. Half slapend gaan ze naar de fabriek" dat vele malen zal gebruikt worden tijdens 1-Mei betogingen in Gent, en als de beeldhouwer van het grafmonument van J. Samyn, de vakbondsleider op de Westerbegraafplaats.

Leon en Sylvie zullen vijf kinderen hebben, twee zonen en drie dochters. Allen werden geboren in Gent: Christine op 26 december 1920 († Evergem, 26 februari 2008), Albert op 11 juli 1922 (†Antwerpen, 26 februari 1995), André op 4 augustus 1923 († Hummelsheim (Duitsland), 23 april 1945), Janine op 30 april 1927 († Menen, 3 oktober 2011) en Yvonne op 10 september 1929 († Evergem, 7 augustus 2001).

Ze wonen eerst in de Olifantenstraat, later op het Stapelplein, in de Lange Munt en tenslotte in de Prinsenstraat (nr. 23). Tijdens de oorlog wordt de straatnaam omgedoopd tot de Mirabellostraat. Sylvie's ouders komen bij de familie inwonen samen met broer Achilles: Mémé sterft in het begin van de jaren '30, Pépé tijdens de mobilisatie. Na de dood van zijn vrouw komt ook de vader van Leon inwonen. Hij overlijdt in 1947.

Léon Janssens en Sylvie De Maertelaere bij hun huwelijk (© J. Bourgeois)
Léon Janssens en Sylvie De Maertelaere bij hun huwelijk (© J. Bourgeois)
Léon Janssens en Sylvie De Maertelaere met dochter Christine  (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens en Sylvie De Maertelaere met dochter Christine (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens en Sylvie De Maertelaere met dochter Christine en zoon Albert (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens en Sylvie De Maertelaere met dochter Christine en zoon Albert (© coll. J. Bourgeois)
Familiescène met v.l.n.r. Léon Janssens, Albert, Christine en André Janssens en Sylvie De Maertelaere. Sylvie is zwanger van Janine (°1929) (© coll. J. Bourgeois)
Familiescène met v.l.n.r. Léon Janssens, Albert, Christine en André Janssens en Sylvie De Maertelaere. Sylvie is zwanger van Janine (°1929) (© coll. J. Bourgeois)
Familiale uitstap in Bredene, in juli 1938. V.l.n.r. Janine, Sylvie, Léon, Christine, Gilberte Paesmans (vriendin) en Yvonne (© coll. J. Bourgeois)
Familiale uitstap in Bredene, in juli 1938. V.l.n.r. Janine, Sylvie, Léon, Christine, Gilberte Paesmans (vriendin) en Yvonne (© coll. J. Bourgeois)

Het Interbellum

In maart 1921 neemt Leon Janssens ontslag uit de actieve militaire dienst en keert het jonge koppel terug uit Duitsland.

Leon Janssens geeft dan jarenlang les aan het Sint-Joris-instituut (M. Michiels, Het Prelaatshuis van Baudelo, zetel van de Handelsschool Sint-Joris, 1993, p. 195, tab. 148) in het 7de leerjaar, en les Frans aan het Provinciaal Handels- en Taalinstituut in de Savaanstraat (beter gekend als de English Club) in het derde en vierde jaar. Hij schrijft er diverse leerboeken Frans, samen met juffrouw I. Callewaert.

Ondertussen blijft Leon als reserveofficier actief de rappels of oproepingen volgen, tot hij in 1937 definitief verlof vraagt. Hij is dan reservekapitein-commandant.

Hij zal tevens gedurende het ganse interbellum actief zijn in diverse katholieke organisaties en een toneelgroep stichten in de parochie van het Heilig Kerst. Volgens sommige bronnen zou hij er snel in conflict komen met de pastoor van de parochie, die niet kon aanvaarden dat mannen en vrouwen samen optreden! Leon Janssens, die nochtans diepgelovig en zeer katholiek is, kan zich hier niet mee verzoenen en verlaat de parochie, om in de middenstandskring van de Lange Kruisstraat een toneelgroep genaamd 'Katholiek Streven' op te richten. Als bij het begin van de oorlog het toneelgezelschap 'ingepalmd' wordt door Duitsgezinden, stapt hij op.

Zijn politiek engagement brengt hem tweemaal op verkiezingslijsten van de Katholieke partij, echter zonder de bedoeling verkozen te worden.

Léon Janssens tijdens het Interbellum (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens tijdens het Interbellum (© coll. J. Bourgeois)
De familie wandelt door de straten van Gent. Op de voorgrond Albert en André met hun zus Yvonne, dan Janine, Sylvie, Léon en Christine (© coll. J. Bourgeois)
De familie wandelt door de straten van Gent. Op de voorgrond Albert en André met hun zus Yvonne, dan Janine, Sylvie, Léon en Christine (© coll. J. Bourgeois)
Een uitstap aan de Leie (© coll. J. Bourgeois)
Een uitstap aan de Leie (© coll. J. Bourgeois)

Foto van de families Janssens en De Maertelaere: achteraan Léon Janssens, Sylvie De Maertelaere, Achilles De Maertelaere, Ernest De Maertelaere, ?, Polydor De Maertelaere, Wivina (echtgenote Ernest), ?. Vooraan: Albert Janssens, Karel De Maertelaere, Janine Janssens, Christine Janssens, André Janssens, Pélagie Van Laecke en Yvonne Janssens, Rolanda De Maertelaere (dochter van Ernest) (© coll. J. Bourgeois)

De voltallige familie Janssens. Van l. naar r..: André, Janine, Yvonne, Christine, Léon, Sylvie en Albert. Aan de wand en op de schouw enkele werken van Achilles De Maertelaere (© coll. J. Bourgeois)

Léon Janssens tijdens een rappel in het kamp van Beverloo (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens tijdens een rappel in het kamp van Beverloo (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens geeft les (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens geeft les (© coll. J. Bourgeois)

Mei 1940

Leon, kapitein-commandant reserveofficier in permanent verlof, wordt op 29 december 1939 gemobiliseerd in het 52e Linieregiment, 4de Compagnie. Hij wordt gekazerneerd in de Leopoldskazerne van Gent. Hij moet er instaan voor de opleiding van jonge rekruten. Het is in deze hoedanigheid dat hij de ontreddering van de campagne van mei 1940 zal meemaken. Het Militair dagboek van de 4de compagnie, dat wij hier ook publiceren, toont in soms droge termen het gebrek aan duidelijke bevelen en richtlijnen aan, evenals hoe onervaren de soldaten wel zijn...

Samen met zijn compagnie zal hij van Zaffelare eerst naar Brussel trekken, om dan richting Duinkerke te gaan. Onderweg, zoals hij vertelt in zijn Oorlogsdagboek, wordt de ontreddering groter en groter, en brengt zijn tocht hem steeds verder zuidwaarts, om te eindigen in Nébian, een dorpje in het departement Hérault, bij Montpellier. Zijn oorlogsdagboek is volledig aan deze periode gewijd.

Eindelijk, na zijn twee zonen die ook naar Frankrijk waren gevlucht te hebben teruggevonden, kan hij definitief verlof krijgen van de Belgische autoriteiten en keert hij op 23 augustus 1940 terug naar Gent. Ze komen in Gent aan op 26 augustus, rond 13.30 (Ch. A. Verwilghen, Le 52e régiment de Ligne, 1971, n.p).

Léon Janssens, 2e van rechts, met andere officieren in Nébian (© coll. J. Bourgeois)
Léon Janssens, 2e van rechts, met andere officieren in Nébian (© coll. J. Bourgeois)

Oorlogstijd

Bij zijn terugkeer uit Frankrijk hervat Leon Janssens zijn onderwijsloopbaan in het Sint-Joris-instituut en aan het Provinciaal Handels- en Taalinstituut, in Gent.

Hij houdt zich echter niet op de achtergrond van de oorlogsscène: als overtuigde belgicist, royalist en katholiek, wordt hij lid van het Geheim Legioen, dat later zal opgenomen worden in het Geheim Leger (zie ook Wikipedia), en verspreidt hij al einde 1940 sluikbladen als La Libre Belgique, Vrij, Tijl en Klokke Roeland, zoals blijkt uit de diverse dossiers. Deze kranten zullen regelmatig onder de tapijten van de trap thuis worden verborgen vooraleer ze verder verspreid worden. De verzetsbladen kwamen meestal vanuit Brussel en waren naar Gent gebracht door personeel van het transportbedrijf Steurbaut, ook gevestigd in de Mirabellostraat. Het betrof zowat 1000 exemplaren van La Libre Belgique, 300 van Vrij, en ongeveer 200 exemplaren van Tijl, volgens de getuigenis van Prosper Colyn (Bestuurlijk Verslag 15/12/1954 van Prosper Colyn, in Dossier Weerstander door Pers Léon Janssens 624979). Colyn verklaart ook diverse malen een dertigtal exemplaren te hebben gekregen van Klokke Roeland. Mogelijkerwijze heeft Leon zelf artikels voor Vrij geschreven, althans zoals blijkt uit de getuigenissen van Eduard De Clercq (Brief van 10 december 1954, in Dossier Weerstander door Sluikpers Léon Janssens) en van Gaston Steurbaut (Bestuurlijk Verslag 01/12/1954 van Gaston Steurbaut, in Dossier Weerstander door pers Léon Janssens). Zijn naam staat tevens vermeld in het eerste nummer van Vrij (1 augustus 1941).

Lidkaart van het Geheim Leger voor Léon Janssens (© coll. J. Bourgeois)
Lidkaart van het Geheim Leger voor Léon Janssens (© coll. J. Bourgeois)

Hij treedt dus einde 1940 tot het Belgisch Legioen toe, later het Geheim Leger, zone III. De provincie Oost-Vlaanderen (P2) was goed georganiseerd. Het was opgedeeld in één regio (R2: Gent) en vier tactische eenheden (T18: Oudenaarde, T19: Aalst, T20: Sint-Niklaas en T21: Eeklo), samen 13 gevechtseenheden en 26 secties. In februari '42 telde P2 ongeveer 1200 man, waarvan 400 voor R2 (V . Marquet, Bijdrage tot de geschiedenis van het Geheim Leger, 1940-1944, s.d., vol. II, p. 234).

Begin 1941 richt hij een verzetsgroep van het Gentse politiekorps op, binnen het Geheim Legioen (Verslag door E. De Clercq over de verzetsgroep van het Gents politiekorps, manuscript, s.d., 8pp. (verzameling A. Van Houtte); Bestuurlijk Verslag 13/8/49 van Edouard De Clercq en 15/8/49 van Louis Van De Vyver, in Dossier Politieke Gevangenen Léon Janssens 50405bis/754/738). Adjunkt politiecommissaris Edouard De Clercq is inderdaad sedert vele jaren bevriend met Leon Janssens. Na zijn terugkeer uit Frankrijk neemt Leon Janssens contact op met hem. Met medeweten van politiecommissaris Louis Van De Vijver richten zij een verzetsgroep op, die een twaalftal betrouwbare personen telt. De taken van deze groep zijn het leveren van verbindings- en inlichtingsagenten, het opsporen van zowel betrouwbare leden als verdachte of gevaarlijke elementen, en het meewerken aan de rekrutering voor het verzet. Verschillende politiemannen zullen in de Groep van de Haven opgenomen worden en actief blijven tijdens heel de oorlog. De medewerking met de politie had natuurlijk als doel onlusten en plunderingen tijdens de bevrijding te vermijden, aanslagen te voorkomen en eventuele 'onvaderlandse' elementen gevangen te nemen.

Een gedetailleerd plan om deze doelstellingen te verwezenlijken werd uitgewerkt tijdens vele vergaderingen, met o.a. Henri Story, vooraanstaand Gents politicus voor de oorlog, M. Goethals, gewesthoofd van het Geheim Leger, L. Aelterman, O. Spilliaert, commissaris bij de Rechterlijke Opdrachten, Louis Van de Vijver en Edouard De Clercq.

Hij wordt ook de groepscommandant voor wat later het Geheim Leger zal genoemd worden, in het noordelijke deel van de stad en in de havenzone G639 (Smetbrug, Sint-Jozefkwartier, haven en voorhaven). Leon is afkomstig van de buurt en kent deze zeer goed. Deze compagnie moet er vooral voor zorgen dat de Duitse pogingen om de haveninstallaties te vernielen verijdeld worden. Door contacten met havendirecteur Van de Putte en met ingenieur Vermeulen, zal het Geheim Leger op de hoogte blijven van alle handelingen van de bezetters in de haven (V. Marquet, Bijdrage tot de geschiedenis van het Geheim Leger, 1940-1944, s.d., vol. VI, p. 527). De haven zal quasi-intact blijven.

In 1942 wordt Leon Janssens door de Geheime Feldpolizei aangehouden en verdacht van anti-Duitse propaganda (J.L. Charles & Ph. Dasnoy, Les dossiers secrets de la police allemande en Belgique, 1972, vol. II, p. 16); een Duitsgezinde leerling zou zijn patriottische uitlatingen in de klas, onder andere naar aanleiding van 11 november of 21 juli, hebben verklikt. Men verdenkt hem ook lid te zijn van de Witte Brigade. Hij krijgt hiervoor 6 maanden celstraf, maar zal 'slechts' zes weken gevangen zitten. Hij zit zijn straf uit in de Nieuwe Wandeling, van 7 april tot 23 mei (Register Nieuwe Wandeling S 16749, Oberfeld Kom. 570). De verkorting van zijn straf heeft hij te danken aan 'zotte Mimi' Pollet, die via kennissen als Karel Locufier en Duitsers enige invloed heeft op de bezetter.

In de Nieuwe Wandeling schrijft hij zijn Gevangenisdagboek evenals de gedichtjes uit Kluizenissen.

Van dan af wordt hem het verbod opgelegd nog les te geven, wat hem niet weerhoudt verder te doen: hij geeft nog les, tot hij moet onderduiken, aan fabriekskinderen van de Usines Cotonnières de Belgique. In augustus 1943 zijn de bezetters te weten gekomen dat ene Leon Janssens in het verzet zat en dat hij groepscommandant was, maar ze kenden het adres nog niet. De Duitsers vragen aan de bevolkingsdienst van Gent de adressen op van gelijknamigen in het Gentse en verrichten huiszoekingen. Leon wordt verwittigd door een bediende van de stad. Zodoende kan hij aan een arrestatie ontsnappen.

Hij duikt eerst twee maanden onder in de Sint-Vincentiuskliniek, waar hij de Kiekjes vanuit m'n venster schrijft. Later duikt hij onder, thuis in Gent, voor 10 maanden.Of hij tijdens die periode de stukjes uit Zuur en Zoetjes heeft geschreven is niet meer te achterrhalen, mmar ze zijn duidelijk in dezelfde stijl en aard geschreven als de Kiekjes. Tenslotte vonden in zijn archief nog enkele losse teksten, die dikwijls ter gelegenheid van een of ander evenement zijn geschreven, zoals bv. de twee gedichten aan Koning Leopold III.

Een pagina uit Zuur en Zoetjes (© coll. J. Bourgeois)
Een pagina uit Zuur en Zoetjes (© coll. J. Bourgeois)

Zijn veroordeling en het feit dat hij nu moet onderduiken verminderen zijn activiteit als verzetsstrijder niet. Einde 1942 laat hij het bevel over aan G. Van Hecke, maar hij blijft een voorname rol spelen, onder andere door bijeenkomsten thuis te organiseren, bevelen door te sturen, zegels en geld te verdelen. Hij blijft actief in de inlichtingen, de verbindingen, o.a. met commandant Tollenaere, die hem had gerekruteerd, sectorcommandant majoor M. Goethals en zone-commandant luitenant-kolonel Haus; hij laat zich in met het vervoer van wapens, munitie en levensmiddelen en heeft tenslotte diverse sabotages bevolen.

Volgens zijn dossier bij het Geheim Leger zou hij ook meerdere malen zijn tussengekomen om jongens vrij te stellen van werk bij het Arbeitsamt. Hij had er namelijk twee medewerkers die er, wanneer mogelijk, zijn instructies opvolgden.

Tenslotte wordt ook gemeld dat hij samengewerkt heeft met de Inlichtingendienst van het Leger (Service de Renseignements de l'Armée, S.R.A.). Prosper Colyn, een vriend van Albert en een belangrijke persoon in het verzet, vermeldt ook dat hij in verbinding stond met de inlichtingenlijn 'Zéro', via mevrouw de Gallatay in Brussel, met wie hij regelmatig contacten had (Bestuurlijk Verslag 10/08/49 van Prosper Colyn, in Dossier Politieke Gevangenen Léon Janssens). Louis Van De Vijver, politiecommissaris te Gent, vermeldt zelfs dat Leon Janssens "... inlichtingen van militair belang inzamelde ten tijde dat het Afrika Korps in de Gentse omgeving verbleef. Een andere maal hield hij zich onledig met het treffen van voorbereidselen tot het in ontvangst nemen van parachutages" ( Bestuurlijk Verslag 15/08/1949 van Louis Van de Vijver, in Dossier Politieke Gevangenen Léon Janssens).

De dochters vertellen dat stukken van de parachutes op een nacht in nachtkleedjes en gordijntjes omgetoverd werden, die tijdens huiszoekingen van de Fledgendarmerie niet werden gevonden.

Albert en André

De twee zonen van Leon, Albert en André, zijn respectievelijk 18 en 17 in 1940; ze zullen zoals vele jongeren naar Frankrijk trekken. In het oorlogsdagboek van Leon Janssens wordt daar diverse keren op gealludeerd. Tenslotte vinden ze mekaar in Frankrijk en komen ze terug in Gent, samen met hun vader.

Tekening, door André Janssens, van de monumentale poort van het Sint-Amandusinstituut (© coll. J. Bourgeois)

Albert had willen kiezen voor een militaire carrière, maar wegens de oorlog was dit onmogelijk. Daarom begint hij in het najaar 1940 voor burgerlijk ingenieur te studeren aan de Rijksuniversiteit Gent , waar hij Prosper Colyn leert kennen. André was met zijn humaniora in het voorlaatste jaar gestopt en begint zijn architectuurstudies in Sint-Lucas. Hij zal in zijn vierde jaar zitten als hij opgepakt wordt.

Beide zonen zullen hun vader bijstaan en toetreden tot het verzet, al blijkt alleen André officieel lid te zijn van het Geheim Leger, sedert begin 1942, met rang van soldaat (Stamnummer van het Geheim Leger II/302.532). Ze hebben diverse vergaderingen van het Geheim Leger bijgewoond, fungeerden o.a. als estafette van de Groep van de Haven en van de Generale Staf van Sector Gent. André wordt erkend als gewapend weerstander door de Controlecommissie van Gent 2, voor de periode van 1 januari 1942 tot 16 augustus 1944 (Dossier 50405). Hij had vrij veel contacten met het verzet in Melle, in de Tuinbouwschool, o.a. via Jean Delbeke.

De poort van het Sint-Amandusinstituut te Gent (© coll. J. Bourgeois)
De poort van het Sint-Amandusinstituut te Gent (© coll. J. Bourgeois)

Waarom Albert de erkenning als lid van het Geheim Leger nooit heeft aangevraagd, is ons niet duidelijk: misschien is de aandacht na de oorlog vooral geconcentreerd geweest op de twee overleden familieleden. Volgens zijn zusters speelde bij hem ook de ontgoocheling bj het zien van de zovele "september-verzetstrijders".

Tijdens de oorlog zal Albert, de oudste, zich schuil moeten houden om niet naar werkkampen in Duitsland te worden gevoerd. Albert heeft oproepingen gekregen en is enige tijd gaan werken bij Vynckier, maar snel geeft hij dit werk op. Beiden duiken dan onder in Antwerpen (Berchem), bij de familie Luyckx (In de Transvaalstraat. Albert zal na de oorlog trouwen met één van de dochters, Maria), van september 1943 tot juli 1944. Vader Luyckx is zakenpartner van Theofiel Janssens, oom van Leon, in een wasserij.

Zowel Albert als André worden in Gent opgepakt, op 16 augustus 1944, door twee leden van de Feldgendarmerie of van de Sicherheitsdienst SD en een Vlaming. Ze worden overgebracht naar het Trolleke. Deze Vlaming -gekend als De Blok- beroemt zich dat hij een oud-leerling is van Leon. Tot enkele dagen voor de bevrijding in september ziet men hem in Gent rondlopen, soms in een Duits uniform. Na de oorlog zal klacht ingediend worden tegen hem, zonder resultaat.

Albert en André worden op de trein naar Duitsland gezet, maar de oudste broer wordt uit de trein gehaald in Brussel om in de gevangenis van Sint-Gillis te worden opgesloten. Mogelijkerwijze willen de Duitsers hem aan de tand voelen, als oudste zoon van een gekend weerstander. Hij wordt gelukkig in Brussel bevrijd, en keert terug naar Gent, nog voor de bevrijding op 6 september. Hij moet zelfs enkele dagen onderduiken.

André wordt gedeporteerd naar Duitsland, in het kamp van Leubengrund, in Baulager VII. Daar zal hij eerst een tijdje werken voor een Duitse architect, maar snel komt een einde aan dit 'voorkeurregiem'. Hij overlijdt op 23 april 1945 in een Amerikaans hospitaal in Hummelsheim, na de bevrijding van het kamp, verzwakt door dysenterie.

Gevangen

Na vele maanden te zijn ondergedoken en zijn activiteiten in het Geheim Leger te hebben verder gezet, wordt Leon Janssens op 2 juni 1944 opgepakt. Zijn adjunct Leopold Boone was, na folteringen, beginnen spreken. Zijn vrouw kan echter Leon verwittigen, en hij duikt onder in het huis van de familie Colle aan de Wondelgemstraat, wiens zoon verloofd was met Christine Janssens. Daar wordt hij tenslotte gearresteerd. Ook Prosper Colyn, Marcel Poelman, Robert Tollenaere en Raoul Raemdonck worden in de laatste maanden voor de bevrijding opgepakt.

Hij wordt eerst opnieuw opgesloten in de Nieuwe Wandeling. Zoals vermeld door Kristof Van Mierop "werden alle politieke gevangenen uit de Nieuwe Wandeling eind augustus 1944 ontruimd en met camions naar Antwerpen gebracht voor een nacht Begijnhofstraat op 30/8 en vertrek met de trein op 31/8 naar Neuengamme".

Hij komt aan in Neuengamme op 2 september (zie ook Wikipedia). Hij krijgt er matrikel nummer CC Neuengamme 48856. Op dezelfde transport bevindt zich Marcel Poelman, de groepscommandant van Groep I 'Le Héron', van het Geheim Leger (Bestuurlijk Verslag 10/8/44 van Marcel Poelman, in Dossiers Politieke Gevangenen Léon Janssens). Later zal Leon Janssens ook opgesloten worden in Blumenthal, een commandokamp van Neuengamme.

De ingang van het memoriaal Neuengamme  (© coll. J. Bourgeois)
De ingang van het memoriaal Neuengamme (© coll. J. Bourgeois)

Beelden van het kamp van Neuengamme (© coll. J. Bourgeois)

Het kamp van Neuengamme, bij Hamburg, werd in 1938 opgericht als een bijkamp van Sachsenhausen en werd een autonoom kamp op 4 juni 1940. Tussen 1940 en 1945 zullen 95.500 gevangenen in het kamp passeren, waaronder 13.500 vrouwen. De gevangenen van Neuengamme envan de bijkampen, zoals Blumenthal, zullen naar de baai van Lübeck gedreven worden tijdens een dodenmars die vele slachtoffers zal tellen. Onder diegenen die deze mars hebben overleefd, zullen er nog velen sterven tijdens het drama van de baai van Lübeck (L. Van Eck, Het boek der kampen, Leuven, 1979, pp. 83-88).

Raymond Van Pée, die ook in '44-'45 in Neuengamme en Blumenthal gezeten heeft, beschrijft beide kampen als volgt:

  • Het kamp (Neuengamme) dat zoveel leed en ontbering herbergde, was heel goed onderhouden. Rond de meeste barakken waren bloemperken, door de gevangenen zelf aangelegd. Er stonden zelfs gieters bij om de bloemen water te geven. In een wat afgezonderde barak zaten de terdood veroordeelden. Deze droegen een gele armband waarop stond: "Tor Sperre". Deze gevangenen wisten niet wanneer ze ter dood zouden worden gebracht. Iedere dag riep de SS een paar namen af en die mensen werden dezelfde dag nog omgebracht" (R. Van Pée, Ik was twintig in 1944. Relaas uit Neuengamme en Blumenthal, 1995, p. 69).
  • "Wij verkenden ons kamp (Blumenthal). Rechts van de ingang stroomde de Weser, daarnaast bevond zich een afhellende strook gras naar het water toe, dan een zandweg van een meter of drie breed. Aan deze zandweg stond de eerste omheining in prikkeldraad, drie meter hoog ... Een drietal meter verder stond een tweede prikkeldraad ... onder elektrische stroom. Aan de vier zijkanten van het kamp stonden houten, overdekte torens; ze werden dag en nacht bezet door een soldaat met een zwaar machinegeweer" (R. Van Pée, Ik was twintig in 1944. Relaas uit Neuengamme en Blumenthal, 1995, p. 73).

Het leven was er zeer moeilijk: appels, ontberingen, slagen, enz. waren er dagelijkse kost. De barre winter van 1944-45 maakte de levensomstandigheden er zeker niet beter om. Karl, lageroverste van Blumenthal, was een bruut die met een zweep of met de blote handen mensen gewoon op de grond sloeg.

Léon Janssens heeft blijkbaar ook tijdens zijn gevangenschap teksten geschreven, waarvan twee gedichten zijn overgeleverd. Over de exacte context van die twee teksten is niets geweten. Ik neem aan dat ze via de Gentse overlevenden van de ramp van de Cap Arcona (zie verder) in Gent zijn terechtgeraakt. Het eerste gedichtje is geschreven op de muziek van een Frans liedje (C'est trois qui tournent et trois qui montent), die mij niet gekend is en waarvan ik niets op internet heb gevonden.

I
Copains, voici enfin venu
Le beau moment, tant attendu
qui nous promet le prompt retour
Dans nos foyers, à nos amours.
C'est vrai, nous avons quelquefois
Perdu l'espoir, sinon la foi,
Mais si nous y risquions la peau
Nous conservions nos os,
De sorte que ce qu'on nous laisse
Vaut mieux que notre graisse.
Refrain

Que quittons nous sans trop de mal?
Ce vieux Blumenthal!
Qu'est ce qui nous plaît par-dessus tout?
Le retour chez nous!
Qui de nous fera plus le c...n?
C'est le "Grand Lion"!
Que ne pourra-t-on donc plus nous faire?
Zut! M...de! Pas de raisons!
Allonger vingt coups sur not' derrière!

II
Nous n'avons plus, ce s'ra comique,
A cinq heures "réveil en musique"
Ni quelqu'un pour nous engueuler
Si nous ne sommes, sitôt levés!
Il n'y aura plus l'fameux tonneau
Pour recevoir les grandes eaux,
Ni pour nous rendre au WC
Il n'faudra plus nager.
Malgré tout' ces lacunes de biens
Il ne nous manqu'ra rien!

Refrain
III
Bientôt retour à la maison
Le pain remplace la boule de son
Et loin de pouvoir fair' la queue
On déjeun'ra au coin du feu.
Le chocolat, les oeufs au lard
Remplaceront le thé au quart
Et la vraie tasse de Mexique
Remplace le jus de chique.
Au lieu qu'à la porte on soit mis,
On s' fera servir au lit.
Refrain

IV
Ce qui nous manq'ra, c'est bien fatal
La promenade matinale
Avec le fameux coup de pied
Et c'tte bonne goutte au nez.
Et bientôt il nous va falloir
Nous moucher dans un vrai mouchoir
Au lieu d'y employer nos doigts
Comme nous l'faisions, ma foi!
Nous vivrons comme des aristos
Au lieu d'faire le salaud.
Refrain

V
Faudra songer tous les matins
A nous laver "figure et mains",
Changer de ch'mise et de caleçon
Et y faire mettre des boutons!
Fini le règne des ficelles,
Du fil de fer et des rondelles.
Il nous sera bien défendu
De courir moitié nus.
Eh bien donc, ce sera enmiellant
De ne plus être au camp!
Refrain

VI
Au r'pas nous n'aurons plus de rab!
Nous n'jouerons plus à "Mützen ab! "
Nous n'irons plus au "Ein, Zwo, Drei!"
Et toute cette autre "Scheisserei!"
Faudra manger du fricandeau
Au lieu d'la bonne soupe à l'eau
La soupe aux choux ou le ruta,
Chez nous n'y en aura pas.
Songez à notre mine contrite
Devant un bifsteak frites!
Refrain

VII
Enfin, la vie sera banale
Ah! ce qu'on regrett'ra Blumenthal
Et les appels, et... tout le fourbi,
Les poux et les puces y compris.
On sera seul au cabinet?
J'vous demande un peu! Où reste l'attrait?
Enfin on ira sans espoir
Y faire son... devoir.
Pourvu qu'enfin on n' meure pas
D'être embêté comme ça!!
Refrain

Léon Janssens was duidelijk een diepgelovige man. Dit blijkt meer dan duidelijk uit zijn teksten. De ons laatst gekende tekst is een gebed, kennelijk geschreven in Blumenthal, op Goede Vrijdag 30 maart 1945.

  • O Zoete Zaligmaker die tot onze Verlossing den Kruisdood hebt willen ondergaan en U sinds Kalvarie onophoudelijk op onze altaren slachtoffert, wij smeeken U ootmoedig, moge ons huidig menselijk lijden en dit van onze geliefden, dat wij U opdragen, gelouterd worden in den smeltkroes der Goddelijke Liefde die Gij niet ophoudt ons te bewijzen.
  • Moge het aldus met en naast Uw Goddelijk Lijden waardig bevonden worden om dit uit te boeten voor onze zwakheden, onze misdaden, ons verraad. Moge het ons, door het toevoegen van Uw onuitputtelijke Verdiensten, de genade bekomen ons het voorrecht verschaffen van op zulk wonderbare wijze door de Goddelijke Voorzienigheid te worden beschermd, zooals dit tot op heden toe is gebeurd. Moge het ons het onuitsprekelijk geluk brengen van spoedig weer te zijn vereenigd met de afwezige geliefden, opdat wij bij hen de beschermende rol mogen opnemen die ons door de Goddelijke Voorzienigheid is toevertrouwd.
  • Geef ons de kracht en de gelegenheid te herstellen wat wij in onze huisgezinnen hebben te kort gedaan; geef ons de genade de nieuwe christen wereld te helpen opbouwen.
  • Amen

Het einde, het noodlot

Op bevel van Heinrich Himmler moeten zo weinig mogelijk gevangenen uit de concentratiekampen in handen van de geallieerde troepen vallen. Vanuit het concentratiekamp van Neuengamme worden de politieke gevangenen naar de baai van Lübeck gevoerd, niet ver van het stadje Neustadt. Commandant Pauly, van het kamp van Neuengamme, had beslist in de baai van Lübeck een drijvend kamp op te stellen. De gevangenen worden op diverse boten ingescheept, waaronder het passagiersschip Cap Arcona en de vrachtschepen Athen, Thielbeck en Deutschland

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/03/Cap_Arcona_burning.jpg
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/03/Cap_Arcona_burning.jpg

Op de boten sterven iedere dag gevangenen, die dan in de zee worden gegooid. De promiscuïteit is er onbeschrijfelijk, de leefomstandigheden erbarmelijk.

Er is door overlevenden verteld dat Leon Janssens, bij de aankomst aan de baai van Lübeck, eerst door Gentse medegevangenen aangespoord is geweest zich bij hen te voegen. Omdat hij toen ziek was, verkoos hij op de Cap Arcona te gaan; daar was immers een infirmerie.

De exacte omstandigheden van het overlijden van Léon Janssens zijn ons niet gekend. Zelfs de data zijn soms tegenstrijdig. Men mag echter wel aannemen dat Léon overleden is de dag voor dat de Cap Arcona werd aangevallen (zie hieronder). Er is inderdaad een overlijdensacte (nr 785/1945) van 15 september 1945 en gedocumenteerd door de kapitein van de Cap Arcona die vermeldt dat Léon Janssens is overleden op 2 mei 1945 om 13.20. De reden van zijn overlijden wordt niet vermeld. In zekere zin is Léon zo ontsnapt aan de tragedie die zich 's anderendaags zou afspelen.

Op 3 mei 1945, in de morgen begint de tragedie van de baai van Lubeck. De boten worden overvlogen door een escadrille Britse Typhons, die het op de schepen gemunt hebben. De Thielbeck zinkt in enkele minuten, alle gevangenen verdrinken. De Cap Arcona wordt door diverse bommen getroffen en vat vuur. Twee uur later zal deze tevens zinken. Bijna alle opvarenden verdrinken. Van de 4600 gevangenen zijn er slechts 300 die zich weten te redden (L. Van Eck, Het boek der kampen, Leuven, 1979, pp. 83-88. M. Verschooris, De papegaai is geschoten, Gent, 1994, pp. 82-84. E. Locment & A. Losfeld, "Il y a trente ans, des Mouscronnois souffraient encore dans les geôles nazies", Nord-Eclair, 07/03/1975, p. 5. P. Vaute, "La tragédie de Lübeck garde bien ses secrets", La Libre Belgique, 16/03/2000, p. 8).

Leon Janssens overleefde de ramp niet.

Hij wordt begraven in het Nordfriedhof van Neustadt (Holstein), in een massagraf, samen met 155 andere slachtoffers, waaronder een tiental andere Belgen (graf VW-22-40).

Hij zal in 1958 geëxhumeerd worden om in december gerepatrieerd te worden. Het lichaam van Leon Janssens werd begraven op het Ereplein van de Westerbegraafplaats (Plein A5, rij 6, graf 8) (Dossier Breendonck, overlijdensakte 783/1945) .

https://historiek.net/cap-arcona-scheepsramp-lubecker-bocht/78237/
https://historiek.net/cap-arcona-scheepsramp-lubecker-bocht/78237/

Herdenkingsplechtigheden

Op zondag 8 september 1946 wordt in de Gentse Haven, vandaag aan de Goedendagstraat, een gedenkteken onthuld voor de leden van de Compagnie van de Haven. Dr. R. Schotte, hoofdgeneesheer van Zone III en strijdcompagnon van de Compagnie van de Haven, houdt er een ontroerende rede, waarin hij de rol van de compagnie schetst (Gedenkboek De Coene en Speeckaert, Gent, 1949, p. 75-81).

  • "De Groote, De Coene, Janssens, drie grote namen uit het Geheim Leger. Het kolossale werk dat zij hebben verricht en de heldhaftigheid waarmee zij de folteringen van de Gestapo hebben doorstaan zonder één woord te laten ontsnappen, maken van hen de roemrijke aanvoerders wien nagedachtenis in de harten van al de leden van het A.S. in Gent zal blijven voortleven..."

  • ".. En daar staan nu hun namen voor eeuwig in het brons; aan de spits de twee bevelhebbers: Commandant Janssens en Luitenant Speeckaert, die hun mannen zo lief hadden en die door hen zo zeer werden bemind".
De herdenkingsplaat in de Goededagstraat in Gent (coll. J. Bourgeois)
De herdenkingsplaat in de Goededagstraat in Gent (coll. J. Bourgeois)

Op 19 januari 1947 hield de Verbroedering van het 2e en 22e Linieregiment een plechtigheid in het Sint-Jorisgasthof te Gent. Commandant Franz De Coene, chef van de sector Gent in het Geheim Leger, Commandant Georges De Groote, tevens een belangrijke figuur van het Geheim Leger, en ook Leon Janssens worden er geëerd.