Wat baat ?...
Wat baat een tralievensterken, wat baten naakte muren,
wat baat een stoere, ijz'ren deur,
wat baat een sleuten en een slot
als God
de lucht vervult met lentegeur
en lentepracht en -zonneken door 't venster heen komt gluren?
Dan valt het alles weg rondom
en blijft alleen, de luister,
het nooit volprezen goed
van zonnegloed
die smelten doet
de tralie en den kluister
alom
en geeft de vrijheid wederom,
de vrijheid van de ziele.
O Heer! Ik danke U daarom
en 'k kniele!
19 april 1942