Suscipe, Sancte Pater ...
Gij ziet ons hier, Almachtig Heer, met ledig handen staan...
De schaamte kruipt ons lichaam langs.... d' herrinnering... de smerte...
Het Caïnsteeken brandt ons wang, ons hand, met schuld belaân
wringt machteloos haar misdaad saâm, de wroeging vreet ons herte...
Ons trekken zijn verlept en vaal, ons lijf is krom en stram,
ons oog verloor zijn levensglans, ons geest volgt somb're banen,
ons lip vergat haar blijheidslach, ons slaap van angstzweet klam,
wijst, ruw en diep, de sporen aan, van onze zilte tranen...
Dit is, o Heer, het schaamle graan dat mijne hand U biedt,
dit is, o Heer, 't onwaardig zaad, dat ik U op kan dragen.
De Zaaier, langs den levensweg, in 't zand het vallen liet,
ik zocht de korrels die, verdroogd, in 't stof verdoken lagen.
Verbrijzel en verpletter ons, vermorzel ons tot spijs
en laat de aâm van uw genade erover nederstrijken,
doormeng dit meel met onze smart... en uit dit deeg verrijs!
het blanke brood, dat hier voor U, dees priesterhanden reiken.
Offerande aan de H. Mis van den zondag binnen O.L. Heer Hemelvaartsoctaaf
Gevangenis 17-5-42