Romantiek

Aan ons lieve Moeke

d' Avond valt gauw over mijn pleintje en in mijn kamer kan ik nog nauw alles onderscheiden. Alleen het wit van mijn eenzaam éénmansbedje. 't Wit dat mijn oogen en mijn aandacht trekt als het witte doek in het schemerduister van een bioscoopzaal.

't Witte doek... 'n Film!...

December '18. - 'n Frisch jong meisje in 't witte slaapkleedje uit 't bed gehaald, door de vervulde hoop die aan de deur kwam kloppen. - 'n Snikkend jong meisje dat haar weergevonden geluk uitweent op de nederige keukentafel van 'n vriendelijke buurvrouw en handelooze jongen, diep ontroerd en, oh!, zoo gelukkig, om den schat die hij in zijn armen houdt. - Twee jonge menschen dicht gearmd, in een stillen nacht, die samen weerkeeren bij twee moeders en twee vaders. - En al die volgende zonnige winterdagen samen...

Kinderen houden van romantiek. Maar romantiek is fantasie en dit was de werkelijkheid. - Zouden kinderen hun ouders door dien rozen bril kunnen bezien en werkelijk begrijpen hoe lief hun moedertje was?...

Oogst '19. - Een bleeke bruidje, in perelgrijs kleedje, een paar witte orchiedeeën in de hand, aan den arm van een van geluk stralend luitenantje, op de tonen van Mendelsohn's bruidsmarsch.

- Een bekoorlijk jong vrouwtje, van verdoovende vermoeienis ingeslapen op den schouder van haar man in den eindeloozen trein die ze naar 't verre land voert: 't gezamenlijke leven tegemoet. - Al die zoete uren van innig, gelukkig samenzijn: die rood-gouden avonden aan den Rijn, de purpere weelde van 't tapijt der bosschen, 't poëtische van de avondtreinen langs hun kamervenster... Samen!

'n Nieuw romannetje evenveel innigheid en geluk, en toch weer geen verbeelding, maar zoete werkelijkheid.

Kerstdag '20. - 'n Eerste gevuld wiegje. - 'n Zilverblond meisje, met 'n roze teentje zoo prettig over de andere gekruld. 'n Gelukkig jong moederke, dat heerlijk rust na volbrachte taak. - 'n Domme vader, die denkt dat zijn kleine meisje van glas is en breken zal bij 't minste stootje!...

Juli '22. - 'n Koningswensch! Na 't meisje kwam een jongen. - Een robbedoes met opgekruld neusje, met bazerige, grijperige klauwtjes. - Een jongen, met een jongenswil en jongenslawaai, die de strikken in het haar van zus evengoed kan aanklampen als Moekes rok en Vaders das.

Oogst '23. - Een kleine, lieve snaak en o! zoo'n mouwvagertje. - "Treintje zien!". - 'n Moedig moedertje, vol lastige zorg, maar vol kinderarmpjes en kinderkussen. - Een nederig huisje, vol geluk spijts al zijn last. - Een roze kamer, met lange zomeravonden voor 't venster. - Twee puiten in 't korte broekje met pertigen trui en een lieve, ronde meid, een groote dochter.

April '27. - 'n Nieuw parmantig meisje in d' oude wieg en daarrond drie ongeduldige peuters die 't nieuwe zusje komen bewonderen. - Een nieuwe schat en nieuwe kinderliefde.

September '29. - Zou men armoe lijden om een mondje meer?... Het lieve, teere kindje: de zorgenmeid. - Traantjes van wee om 't gevreesde verlies en dan die zon, in 't nieuwe huis... en dat opbloeien. - Vijf kloeke meisjes en jongens. - Vijf bloeiende bloemen aan den stam!

Zie ze rond u, 't is geen "romantiek", 't is "werkelijkheid".

- Maar al die zorgen. Die afmattenden sleur van den vroegen morgen tot den laten avond... die halve nachten. Die bangheid bij ziekte of tegenspoed. Die rauwe strijd tegen 't harde leven?

Voorbij!... Uitgewischt en vergeten. Alleen die lichtpunten blijven, God zij dank! Die lichtpunten, die nu nog weliswaar inhouden: zoo menig bezorgd zijn, zoo veel geheime wenschen voor de toekomst.

Maar dat is "Hoop" en geen treuren. 't Is menschelijke hoop, met 'n tikje schrik en menschelijke lafheid voor 't onzekere. Maar 't is "Hoop" met het vaste betrouwen op de noodige hulp.

Al 't ander is vergeten, dit alleen blijft bij.

- Maar, het moede lichaam, met al die vergane frischheid?

Het lichaam is niet moede, het draagt alleen de sporen van zijn werk en dat werk was edel. Overigens is het lichaam maar zoo moede als de ziel die er in huist.

Daarom, herinner u, zooals ik. - Hoe zoudt gij het vergeten? - Maar herinner u op dezelfde wijze als ik, dat innig geluk van 't verleden, dat heden nog voortduurt. Al deze herinneringen zijn het die mij tegenlachen, telkens ik u tegemoet kom en daarom is het dat mijn blik nog evenzeer kan stralen als vroeger, van groot geluk.

Dat geluk zal ook voortduren morgen - of overmorgen, misschien - al stelde een nieuwe oorlog het ten tweede male op den proef. Het zal voortduren omdat het bestaat uit herinneringen die zelfs een heelen levensstrijd niet vermochten uit te wisschen, omdat het voortduurt in het heden en zijn hoop vindt in den vrede van morgen.


Leo Jaaks