Kop op !...
En zou'n w'om dezen tegenspoed,
den moed nu laten varen?
Wij vonden 't immers altijd goed,
als wij maar samen waren.
Niets heeft in kamp of kommer nooit
ons levenslust doen dalen,
wat zou een moeilijkheid dan ooit
ons schoon geluk doen falen?
Herinner u, den zwaren tijd
der eerste huwelijksjaren,
die dagen van den bit'ren strijd
toen allen klein nog waren;
hoe gingen wij dan, oog in oog,
door 't harde, jonge leven,
en niets vermocht het ooit, zoo hoog
u een geluk te geven...
Hoe kunnen dan die wee en pijn
die andren ons doen voelen,
ten slotte wel bij machte zijn
ons schoone hoop te koelen?
Ons kindren staan nu, groot en sterk,
ten drempel van het leven;
zij zullen dra, door eigen werk,
naar idealen streven.
Dit danken zij, hoeft het betoog?
Ons zwoegen en ons zorgen...
Kom, kop op dus en... harten hoog
en heb geen angst voor morgen.
En zou'n w' om dezen tegenspoed
den moed dan laten varen?
Er wacht ons, lieve, zooveel goed
nog in ons laatste jaren!
20 april 1942