Ik zag een Zonnestraal

Aan Moeke, bij een weigering tot bezoek


Ik zag een zonnestraal en vol verlangen

heb ik mijn hong'rige arrem 'n poosje uitgestrekt...

D' aandoening trilde even op mijn wangen,

onwillig is een traan mijn ooghoek uitgelekt.


Ik zag als aan de poorte van den hemel,

ons eigen Moeke, gansch heur armen volgenlaân,

ik wist daar tusschen 't dringend straatgewemel

nog, lengend, enklen van mijn and're lieven staan...


... 't Was: "Neê!"... Helaas, ik had het al vernomen,

-voor Liefde buigen deze ijz'ren staven niet.-

Een zonnestraal is even toch gekomen,

een zonnestraal, die mij zijn warmte voelen liet.


Ik heb een wolksken vóór mijn zon zien glijden,

al loech zij dapper, blij, terwijl ik er naar keek.

Neê hoor!... Na lijden komt eerlang verblijden:

Heb moed en hoop! Schud af wat treurig maakt en week.


Schud af!... Want heden over dertien dagen

zal thuis 't geluchte gansch in lichtelaaie gaan,

noch staaf, noch deur, vermag het dan te wagen

één enk'le straal van 't zonneke in den weg te staan.


Zaterdag, den 9 mei 1942

te 19 uur