Een hoogdag !

Zie, we schrijven hedenavond hier te samen uit de kooi,

vooraleer we nederstrijken op het lange harde strooi;

Ach! Gij hebt ons hier op heden wis een hoogdag voorbereid,

daarom zij u dan, ons lieven, zoo van harte dank gezeid.

Neen, we gingen het niet wagen, u te klagen onzen nood,

maar we hadden vast verlangen naar 'n goede bete brood,

en wat is niet al gekomen? Wat viel ons niet al op 't dak?

Wat 'n schat kwam er te voorschijn uit dit rijke lek're pak!

Zie, 't was roerend en zoo schoone: al dit fijne goed van huis,

wat een rijkdom, in ons arme, in ons ruwe, kille kluis:

Zoete koek van fijnen smake, wis gemaakt door kleine Poes

en dan smakelijke rogge, zelfgebakken door ons Moes.

Eikens! O! Wat een weelde. Dadels, hebt g'het ooit gezien?

En tot toppunt van genoegen zelfs 'n pakje met pralien...

Nee, d'r was nog wel iets anders dat me roerde uiteraard:

Zelfs ons kleintjes' appelsienen hadden z'uit den mond gespaard!

En nu denkt ge wel dat 't al is?... Stoel en tafel volgezet?...

Wel, bijlange niet, mijn lieven, rooktabak en cigaret

en sigarillos, wat blief je?... en een doosje met pastei

en dan goede pannekoeken lagen zelfs nog warm er bij...

Nu, wat zit er in die dooze?... Allemachtig... confituur?

Misgeraden, beste Paatje, boontjes, sla en vleesch in 't zuur...

En hier?... In die warme veldflesch, wat mag dit nu weerom zijn?

't Is waarachtig echte koffie, geurig, smakelijk en fijn...

Heerejee! Ik zal maar stoppen, 'k kom er toch wel nooit mee klaar,

maar dat 't ongelooflijk goed is, dat zeg ik u, dat is waar.

Denk maar aan, mijn lieve menschen, kom ik hier dit kerkhof uit,

hoe ik u , ook voor die zorgen, hartlijk in mijn armen sluit.

Iets toch kunt ge hier uit leeren: als g' om iemands liefde staat,

denk er om, den weg van 't hartje... dat hij langs het buikje gaat.


30 april 1942