Dénies

Aan vriend "Gus" en zijn lieve Mevrouwtje

"De wereld is een schouwtooneel!..."

Ik begin er den eerbiedwaardigen vader van dit versje erg van te verdenken dat hij het schreef op 'n kwaden maandag, nadat hij vier lange weken vastgekluisterd zat op zijn kamer, met als uiterste grenzen van levens-ruimte, zijn tabakspot en zijn venster, zijn zetel en zijn bed. Waar zou hij anders zooveel levenswijsheid hebben opgedaan en met evenveel waarheid de gedachte in zijn brein voelen rijpen, tenzij achter den kaleïdoscoop gevormd door zijn ruit die uitgaf op een ouderwets stadspleintje zooals 't mijne?

Al de standen van de samenleving komen er voorbij "in de rol dien ze gekregen hebben en spelende het hun toevertrouwde deel". En daar het pleintje zoo oud is en zoo afgelegen, lijkt het soms zoo eenzaam als een kerkhof bij maannacht; maar daar het zoo nauw is, schijnt het ook zoo gauw met leven gevuld... Welke "planken", ik vraag het u, zijn beter geschikt om aan een tooneelspeler toe te laten, zijn grootsten vijand -den daver- te bestrijden en hem te veroorloven op te treden in volle natuurlijkheid... zich wanende, ver buiten het oog van den gevreesden en toch ook weer gewenschten toeschouwer?

"What is in a name?"

Ik houd niet van Schakespeare, als ik hem dat hoor zeggen. Ik denk altijd dan, dat hij mij voor den aap houdt of dat ik hem niet begrijp. 't Zal wel die beide dingen samen zijn, vrees ik. Maar dit is beslist: "Dénies" is een naam die mij imponeert.

"Dénies...". Ik geef u ter overweging al het voorname dat in een naam kan schuilen.

Natuurlijk heb ik meer dan één "Dénies" gekend, en dit hoeft niemand aanstoot te geven. Want in den tijd dat zulke kennissen voor mij gevaar zouden beteekenen, droegen ze lang niet zulke uitstekende namen. "Dénies" is modern, en ik hoor thuis in de onvoltooid verleden tijd. De "Déniesjes" die ik heb gekend, en die zich mijner geheugen, hoeven nu ook niet in dit kiekje een bron van bittere gal te vinden, noch venijn die ze mij bij de eerste gelegenheid zullen in 't gelaat spuwen, onder voorwendsel dat dit hun konterfeitsel is. Neen, hoor! Mijn "Dénies" heeft met haar niets gemeen dan den naam, en dat is juist het voorname.

Maar mijn "Dénies" is een vrouw... nu, ja, een vrouwtje. En als u er dan toch zoo op aandringt om uzelven buiten het kader van deze ode te plaatsen: 't Is een vrouwtje uit het pre-bakvisschen tijdperk. Zoo, ziet u wel, nu zijt u gerust.

Maar, 't is 'n vrouw, en dat zegt alles. Stil nu maar, ik heb er niets kwaads mee bedoeld. Ik meen: "'t Is een modern miniatuur-vrouwtje".

Wat er eigenlijk kenschetsend "miniatuur" kan aan vastzitten, beperkt zich niet zoozeer tot den ouderdom, dan wel de lengte van de rokken, voor dewelke het epithetum "miniatuur" buiten kijf geschikt is. Deze waarheid komt vooral tot haar recht bij de verleidingsscènes van mijn Prima Donna. Deze niet zeldzaam voorkomende tooneelen moeten altijd als bij toeval worden uitgevoerd op hooge voetstukken of beklemmende spitse hoogten, waar de zwaartepuntverplaatsingen onvermijdelijk zijn. Zij gaan dan ook steeds gepaard met zulke schitterende "lichteffekten" dat de toeschouwers, die vooral van 't ander geslacht dan, spoedig aangroeien en zich samenproppen tot een smekkend publiek, dat luidruchtig zijn voldoening te kennen geeft.

Daar haalt "Dénies" niet weinig faam uit en dat zal wel de reden zijn waarom moeder haar steeds voorziet van de teerste tinten -van het zalmrose, tot het pastel blauwe- voor haar "ultra-miniatuur broekjes". Dat er aan de buitenkant een vlekje zit is eigenlijk niet zoo erg... als langs binnenin maar alles rein is, he? Ook is het effekt verbluffend op de goedgeloovige gemeente die de vertooning bijwoont. Niet alleen de kleine Jan laat zich gewillig door de groote kunstenares bewonderen, maar zelfs die lange wammes van Lowie, met zijn broek tot half zijn kuiten, gehoorzaamt op een vingerknip van zijn heerscheres.

Want niet alleen is "Dénies" de Prima Donna, maar zij is ook ontegensprekelijk de regisseur en tevens ceremoniemeester der plechtigheden van de pre-bakvisschen klasse.

In de eerste plaats schittert zij in het uivoeren der moderne danspassen die ze met pijnlijke nauwkeurigheid van de sterren van het witte doek heeft afgekeken. Met dien verstande dat gezegde filmsterren speciale schoeisels en dito "gebrek aan kledij" noodig hebben, met daarenboven een aangepasten spiegelvloer om tot hun volle recht te komen. "Dénies" koestert voor zulke kunstmatige prullen een bovenmatig misprijzen... De schoenen uitgezonderd, is haar toilet overigens geschikt en geen ballerina kan met meer gratie de wolkjes van haar tullen dansrokje tusschen de ranke vingers nemen, zooals "Dénies" dat kan; geen enkele kan "pointeeren" op de tippen der teentjes, harmonieus wiegend op de heupen, zoals "Dénies" dat doet op de hobbelige straatsteenen; geen kan "pirouetteeren", op de eenen en op den anderen voet, razend rondsnorrend als een tolletje, zoals "Dénies" dat uitvoert op den betonrug van den schuilkelder. Tot er de kwijlende bewondering van langs den kin loopt van de lieve vriendinnetjes, die over zooveel wetenschap verbluft staan en heel vaak, met olifantachtige lenigheid, de oefeningen trachten na te bootsen. Ik moet u niet zeggen, met welke vernederende uitslagen.

Ja..., ik zeg natuurlijk niet: "Dénies op de schoolbanken..." of "Dénies aan het werk...", maar "Dénies op straat!..." Wie haalt het nu daarbij?

Gewoonlijk overigens vangt de vertooning aan met een koor van "Dénies en haar vriendinnetjes" die in schuchteren eenvoud haar optreden aan 't pleintje en 't omliggende aankondigen door het gezamelijk zingen van een der laatste "schlagers" en dan liefst in 't Duitsch, zoo heeft er den ijzeren schildwacht die op het wegloopen der benzinelooze autovrachtwagens moet waken, ook wat aan. Dat kan men hem trouwens aanzien, bij het schitteren van zijn stoppelbaard naast zijn grijnzende tanden, als hij de woorden uit de Heimat uit den lieven mond der "kleine Mädel" opvangt... O, pracht en grootschheid der Europeesche volkerenverbondenheid, die balsem giet uit jeugdige monden in vreemde ooren!

De waarheid verplicht mij er aan toe te voegen, dat "Dénies" ook eenmaal beproefd heeft van bij haar kunstontplooing, haar taaltalenten te laten gelden en een proefje heeft willen geven van haar alzijdige ontwikkeling... "Dénies" heeft eenmaal in 't Fransch gezongen... willen zingen, bedoel ik. Zij is evenwel nooit verder geraakt dan tot aan: "Zattandree!"... Daar moest "Dénies" ervaren dat zelfs een groote kunstenares niet straffeloos mag spotten met de overtuiging van het publiek. Want een kloekmoedige Vlaming, gekwetst in zijn jonge volksverbondenheid, heeft haar onmiddellijk terecht gewezen met het onomstootbaar argument: "Dat ze al dien vreemden boel konden missen!" Waarop "Dénies" zich dan spoedig in eere heeft hersteld door het aanheffen van den nieuwsten Duitschen "Schlager" onder de algemeene goedkeuring van het publiek.

De vertooning biedt veel mogelijkheden en gaat dus dagelijks door met ontelbare varianten die loopen, volgens de omstandigheden, tusschen een partijtje pieperkenduik in den schuilkelder, voor gemengd team of uitsluitelijk dames, en athletische oefeningen in gevarieerd terrein, met tusschen-poozen van gezellige koutjes in uitgezochte kransjes.

Wel is er nochtans een vasten regel voor 't slot van 't schouwspel: 't laatste nummer laat zich gewoon aankondigen bij de reeds vallende deemstering. Dan komt de vader van "Dénies" van zijn werk afgepedeld op een damesfiets, die onmiddellijk ter beschikking wordt gesteld van het toesnellende kunstenaresje dat onder de oogen van de bewonderende toeschouwers een paar eereronden rond het pleintje uitvoert, rinkelend en schellend als zij voorbij den schildwacht bolt, terwijl vader met moeïe knieën zich huiswaarts begeeft. Deze nederige zelfopoffering die een beroemdheid verschuldigd is aan haar naam, eindigt dan op een "onderonsje" in den beschermende schaduw van den schuilkelderrug, waar de uitvoerders en publiek nauwer in voeling kunnen komen.

Natuurlijk mag "Dénies" zich dan wel eens een grilletje veroorloven, gelijk of de Prima Donna in haar loge toegang kan weigeren of toestaan aan wien haar belieft. Dus roept "Dénies" dan wel eens: "Elk alliene!" Dit bedoelt nu niet dat zijn in de eenzaamheid wenscht te mijmeren, maar dat ze de ontboezemingen der gevoelens van den uitverkorene voor dezen avond niet wenscht te laten vallen in de onbescheiden ooren van het anders-niet-zoo-nauw- ziende gezelschap.

De moeder van "Dénies" heeft van verre van den triomf van haar kroost genoten. Misschien zou ze nu ook wel verdragen dat, spijts het late uur, de zon nog even in 't water schijnt en zich overigens verlustigen in 't verder sukses, maar 't moeïe vaderhoofd lonkt even uit de gapende hel van 't open-staande deurtje.

Liefdevol galmt nu moeders lokstem over 't pleintje: "Dénies!..." Tweemaal,... driemaal... Ik kan het niet verhelpen; ik denk altijd bij dat geroep aan een lieven hond die ik vroeger had en die de slechte gewoonte had van juist weg te loopen, als g'hem op die manier een suikertje voorhield - "Dénies"... vijfmaal! - Ziezoo, daar komt het antwoord reeds, soms ietwat verdacht versluierd: "Ja!..." En weer: "Dénies!" en Dénies nu kortaf: " Ja, ja!... nu al!" De lieve moederstem dan nog: "Gauw!... De deur gaat toe! " Aan die laatste bedreiging geeft "Dénies" soms wel eens gehoor!...

Wat is er in mijn moderne "Dénies" nu wel meest wonderenswaardig? Van de veelzijdige talenten van mijn Prima Donna of de lankmoedigheid van haar verstandige moeder?

Een land waar zulke "moeders" zijn, die dergelijke "dochters" kweeken, heeft geen nood aan "vrouwen".


1 october 43