aan een meisje ter gelelgenheid van haar Plechtige Communie

D'r zijn in 's Heeren aardschen hof

zoovele, mooie dingen,

die alle Godes grootsten lof

en hoogsten pracht bezingen.

Geen enkel dat geen wonder zij:

't viooltje en het miertje,

het kleinste bloemken in de wei,

het schamelst levend diertje...

Maar 't wonderst en het mooist van al,

het is het edel kindje

dat plechtig God ontvangen zal

en minnen als zijn vriendje:

Begrijp, mijn kind, uw God en Heer

voor wien de grootsten beven,

daalt simpel in uw hartje neer,

komt gansch aan u Zich geven.

Bedenk, hoe vaâr en moekes oog

van stille aandoening stralen,

als Jezus, van zijn troon, omhoog,

u straks in 't hart zal dalen;

bedenk, hoe broer en zusje's geest

als lichtgewiekte englen,

hier, op dit zuiver englenfeest,

hun beê met d' uwe menglen.

Hoe zouden van den Meester dan,

wij, arme, groote menschen

bekomen wat een kindje kan,

't vervullen van ons wenschen?

Gedenk dat, kleine meisje zoet

die Jezus gaat ontvangen,

vergeet niet wat ge vragen moet

en denk aan ons verlangen:

"Dat g' altijd als vandaag moogt zijn,

en moge het nooit verandren,

een edel meisje, fier en rein,

een voorbeeld voor de andren.


Op aanvraag van Mr. M....

Gent, den zondag 17-5-1942